SDT - introductie

Boek

Binnen de gemeenschap van de zelfdeterminatietheorie (SDT) is de focus gericht op menselijke bloei en de zaken die dit ondersteunen. SDT is een kader voor de studie van menselijke motivatie, persoonlijkheidsontwikkeling en welzijn. Het laat toe te begrijpen waarom we doen wat we doen, en wat leidt tot bloei versus degradatie in het menselijk leven.

Ondanks er al veel geweten is, blijven er nieuwe vragen en nieuwe manieren van toepassing van SDT opduiken wat er voor zorgt dat er blijvend onderzoek gebeurt en dat er nieuwe/vernieuwde inzichten gevonden worden.

De formele theorie van SDT is "steen voor steen" opgebouwd. Toegepast onderzoek op het gebied van onderwijs, ouderschap, organisaties, sport, gezondheid en andere gebieden is voortgekomen uit deze theorievorming, met steeds meer interventiestudies en gerandomiseerde onderzoeken.

Als theorie van menselijke motivatie en bloei is SDT vanaf het begin expliciet geformuleerd als een organismebenadering, dus gericht op de kwaliteiten geassocieerd met levende wezens. De benadering onderscheidt zich in het conceptualiseren van levende wezens als open systemen die zichzelf actief in stand moeten houden door middel van uitwisselingen met een omgeving. In deze uitwisselingen heeft elk organisme behoeften en de omgeving biedt mogelijkheden en uitdagingen die aan die behoeften voldoen of deze dwarsbomen. De behoeften zijn ontwikkelingsgericht, aangezien levende wezens zich in de loop van de tijd ontplooien en hun capaciteiten laten groeien. Het gedrag van levende wezens wordt hierbij niet alleen geanalyseerd en begrepen vanuit een extern oogpunt, maar ook, effectiever, door een intern referentiekader te nemen. Het is in die zin dat de organische visie van SDT per definitie persoonsgericht is. In de fenomenale wereld waarin mensen leven en handelen, leveren redenen en motieven meestal de verklaring voor gedrag.

  • Waartoe zijn mensen vrijwillig gemotiveerd? Welke interne en externe factoren vergemakkelijken, belemmeren of ondermijnen die motivatie om te handelen?

Gedurende het leven is intrinsieke motivatie een motor van groei en leren. Wanneer beoefenaars (leraren, managers, …) uitgaan van een innerlijke neiging tot groei en het belang van wilskracht respecteren, gaat hun aandacht uit naar het faciliteren en voeden van die innerlijke bron van ontwikkeling. SDT onderzoekt onder welke voorwaarden deze inherente organische neigingen worden gefaciliteerd en onder welke voorwaarden ze worden ondermijnd. Deze vragen hebben geleid tot de specificatie van de psychologische basisbehoeften: autonomie, competentie en verbondenheid. Deze drie behoeften kwamen inductief naar voren als centraal in SDT.

Deze drie basisbehoeften hebben ook een deductieve rationale binnen SDT want ze kunnen worden ‘afgeleid’ van een vitaal functionerend levend wezen. Een algemeen principe is dat organismen actief bewegen in een richting van zelfregulatie en gericht zijn op het verhogen van effectiviteit, ze bewegen dus in de richting van competentie en doelgerichtheid. SDT's concept van volledig functioneren houdt meer in dan de aanwezigheid van positief en de afwezigheid van negatief affect. In plaats daarvan zijn bewustzijn, subjectieve vitaliteit, autonomie en zingeving allemaal kritieke indicatoren van rijping en psychologische gezondheid. Dergelijk volledig functioneren wordt gevangen in het Aristotelische concept van eudemonie, of het nastreven van activiteiten die een goed leven vormen.

Veel van het vroege werk in SDT was experimenteel, maar SDT als psychologische theorie leunt erg op andere methoden, waaronder observationele studies, kwalitatieve onderzoeken, interventies als onderzoeksstrategieën, zelfrapportage-enquêtes en interviews. SDT gebruikt ook methoden die variëren in tijdsperspectief, van steekproeven tot longitudinaal onderzoek op lange termijn.

SDT kent 6 minitheorieën:

  1. Cognitieve evaluatie theorie (cognitive evaluation theory = CET) waarbij intrinsieke motivatie wordt beschreven als gedragingen gestimuleerd door inherente bevrediging (activiteiten die interessant of plezierig zijn). Gebeurtenissen die als controlerend worden ervaren (toezicht, deadlines, krachtig taalgebruik, …) leveren negatieve motivatie-effecten omdat er geen of te weinig bevrediging van de drie basisbehoeften is.
  2. De organische integratietheorie (organismic integration theory = OIT) benadrukt dat eerder het type of de bron dan de hoeveelheid motivatie van belang is. Motivatie wordt gezien als geordend langs een continuüm.
  3. De causaliteitsoriëntatietheorie (causality orientation theory = COT) probeert individuele verschillen in de globale regulatie van gedrag te karakteriseren door na te gaan hoe iemand zich oriënteert op kansen, uitdagingen en obstakels, waar hij zich op concentreert en op reageert in nieuwe situaties.
  4. Het ouderlijk opvoedingsmodel omvat 3 dimensies van opvoeden die worden gezien als voedend voor de zelfontplooiing bij kinderen: ondersteuning van autonomie, structuur en betrokkenheid. Autonomie gaat in SDT over wilskracht en bereidheid. Onafhankelijkheid wijst op zelfredzaamheid of niet afhankelijk zijn van anderen. Het belangrijkste is niet het bevorderen van (on)afhankelijkheid door de ouders, maar hoe ze dat doen.
  5. Basis psychologische behoeften theorie (BPNT) maakt duidelijk dat er specifieke psychologische behoeften of essentiële zaken zijn voor psychologische groei, welzijn en integriteit. Er wordt aangenomen dat basisbehoeften een essentiële rol spelen in het welzijn van het individu, waaruit logischerwijs volgt dat deze dynamiek universeel van toepassing is.
  6. De doel-inhoudtheorie (goal content theory = GCT) laat zien dat hoe meer mensen zich richten op intrinsieke doelen zoals hechte relaties, de gemeenschap en persoonlijke groei, hoe gelukkiger ze zijn, terwijl een focus op extrinsieke doelen zoals geld, kaders en imago minder positieve effecten oplevert. Intrinsieke doelformulering bevordert een meer duurzame betrokkenheid en beter leren.

De meest recent toegevoegde minitheorie is de relatiemotivatietheorie (relational motivational theory = RMT). De kern is dat ondersteuning van autonomie essentieel is voor goeie hechte relaties.

SDT is duidelijk een sociale psychologie. De sociale effecten variëren in zowel hun aard als betekenis met de leeftijd, dus SDT kan ook als een ontwikkelingspsychologie worden beschouwd.

In de 21e eeuw is er ook de opkomst van de positieve psychologie. SDT wordt vaak hiermee geïdentificeerd vanwege de nadruk op menselijke bloei, maar er zijn ook een aantal verschillen:

  1. SDT gaat een paar decennia vooraf en is dus niet afgeleid van of gebaseerd op dat gebied,
  2. positieve psychologie is eerder een beweging dan een theorie,
  3. in SDT worden technieken vermeden die gericht zijn op cognitieve of gedragsverandering die niet goed geïntegreerd zijn, technieken en ideeën binnen de positieve psychologie variëren in dit opzicht,
  4. terwijl SDT gericht is op bloei, houdt het evenzeer rekening met schade en gevaren, het heeft dus zowel 'positieve' als 'negatieve' psychologische processen en uitkomsten in zijn focus.

The Oxford handbook of Self-Detemination Theory, Richard M. Ryan (ed), Oxford Library of Psychology, Oxford University Press 2023, ISBN 9780197600047