Hieronder vind je de zeer sterk gereduceerde samenvatting van deel 7 uit het boek. Dit deel behandelt de gezondheid en het gezondheidsonderhoud in relatie tot de zelfdeterminatietheorie (SDT).
1. Verandering in gezondheidsgedrag bevorderen
Gezondheidsgedrag (zoals roken, fastfood, alcohol) en gebrek aan voldoende lichaamsbeweging, verhogen het risico om te overlijden aan niet-overdraagbare ziekten en zijn al jaren consequent de belangrijkste oorzaken van vermijdbare sterfte. Iedereen heeft dus belang in het begrijpen hoe veranderingen in gezondheidsgedragingen het beste kunnen worden ondersteund.
Lichaamsbeweging is verreweg het meest onderzochte gedrag en lichaamsgewicht/-vet is de meest onderzochte gezondheidsuitkomst. SDT-geïnformeerde interventietraining voor leraren leerde hen om lessen te geven met behulp van behoefte ondersteunende taal, om beweging en vaardigheidsontwikkeling te maximaliseren en om de overgangstijd van taken te verkorten. Er waren significante verschillen in fysieke activiteit tijdens de lessen maar er werden geen effecten op het fysieke activiteitsniveau buiten de lessen of op de motivatie van de leerlingen vastgesteld.
SDT is ook toegepast om gewichtsbeheersing, psychologisch welzijn en een positief lichaamsbeeld te bevorderen bij personen met overgewicht. Er waren verschillen in termen van gewichtsverlies en fysieke activiteit, minder suikerconsumptie en vetrijke voedingsmiddelen evenals hogere slaapkwaliteit, zelfrespect en psychologische behoefte bevrediging maar niet voor middelomtrek, sedentair gedrag, fruit-/groente- of alcoholgebruik. Voor dieetgerichte interventies werden verbeteringen vastgesteld in termen van voedingskwaliteit, maar niet voor glycemie-beheersing. Alcoholgebruik had geen verschillen tussen de groepen, maar er waren in de loop van de tijd significante verminderingen in alle groepen in de alcohol gerelateerde uitkomstvariabelen. Wat betreft mondhygiëne werd een grotere autonomie-ondersteuning door de mondhygiënist genoteerd en een afname van tandplak en gingivitis.
Een recente meta-analyse toonde aan dat op SDT gebaseerde interventies gezondheidsgedrag ondersteunden. SDT-geïnformeerde interventies hebben een positieve maar bescheiden en heterogene invloed op gezondheidsindices en worden voornamelijk gedreven door een toename van zelfbepaalde motivatie en de ondersteuning van sociale actoren. Autonome motivatie en waargenomen competentie medieerden interventie-effecten op gezondheidsgedrag.
Hoewel beloningen vaak effectief zijn in het initiëren van gedragsverandering, rapporteren interventies met veel beloningen vaak een slecht gedragsbehoud op de lange termijn.
De verscheidenheid aan digitale gezondheidstechnologieën is duizelingwekkend en breidt zich nog uit. Een natuurlijke gevolg hiervan is dat SDT-onderzoekers digitale gezondheidstechnologieën evalueren met behulp van SDT-geïnformeerde taxonomieën en de beschikbaarheid van deze "big data"-sets maakt nieuwe onderzoek ontwerpen en data-analysestrategieën mogelijk.
2. Autonomieondersteuning en autonome motivatie: gemeenschappelijke factoren in counseling en psychotherapie
Psychotherapie en counseling zijn ontegenzeggelijk gemiddeld effectief, maar de uitkomsten zijn zeer variabel in termen van zowel de onmiddellijke impact van de therapie als de duurzaamheid van de behaalde winsten. De relevantie van SDT voor het begrijpen van gemeenschappelijke factoren in psychotherapie is door verschillende commentatoren opgemerkt. Twee daarvan zijn nauw verwant aan SDT-concepten: de therapeutische alliantie en de Rogeriaanse condities. De therapeutische alliantie wordt begrepen als het bevatten van drie componenten: een emotionele band tussen patiënt en therapeut, overeenstemming over de brede doelen van de therapie en overeenstemming over de specifieke taken die moeten worden uitgevoerd. Een effectieve therapeutische alliantie kan mogelijk bijdragen aan de bevrediging van alle drie de psychologische basisbehoeften die in SDT worden geponeerd. Binnen de Rogeriaanse condities zouden de bijzondere empathie, onvoorwaardelijke positieve waardering en echtheid van de therapeut elk moeten bijdragen aan de bevrediging van de behoefte aan verbondenheid, en onvoorwaardelijke waardering zou moeten bijdragen aan de ondersteuning van de autonomie en daarmee aan de bevrediging van de autonome motivatie en autonomiebehoefte.
Een aantal methodologische verbeteringen die de bewijsbasis zouden kunnen versterken zijn onder andere meer RCT's, SDT-constructen meten bij meerdere gelegenheden zodat onderzoekers in staat zijn om processen tussen en binnen de patiënt te scheiden en de geloofwaardigheid van causale claims te vergroten, meerdere follow-ups om autonome motivatie op de uitkomst op langere termijn te testen, de empirische rol van SDT-variabelen bij andere aandoeningen en andere therapieën aantonen, ...
3. De transdiagnostische rol van de psychologische basisbehoeften in psychopathologie
Psychopathologie verwijst naar de aanwezigheid van een psychische stoornis waardoor een persoon een ernstige mate van functionele beperking en lijden ervaart, die onvrijwillig van aard is. Een van de kernprincipes van BPNT is dat de bevrediging van de psychologische basisbehoeften essentieel is voor de groei, het welzijn en de aanpassing van individuen, terwijl de frustratie van deze behoeften probleemgedrag, ziekte en psychopathologie voorspelt.
Geestelijke gezondheidsproblemen zijn gecategoriseerd met behulp van formele taxonomische systemen (DSM-5). Een dergelijke benadering van psychopathologie is echter beperkt in het verklaren van de vaak voorkomende co-morbiditeit bij psychiatrische diagnoses. Er is behoefte aan een theorie die de huidige diagnose-specifieke kaders overstijgt. Op praktisch niveau is het gebruik van SDT als leidend theoretisch kader in transdiagnostische psychologische behandelingen veelbelovend. Studies naar het verband tussen de behoeften en psychopathologie hebben bewijs geleverd voor de transdiagnostische rol van de psychologische behoeften door aan te tonen dat de psychologische behoeften betrokken zijn bij verschillende vormen van psychopathologie. Door gebruik te maken van een longitudinaal ontwerp, is gebleken dat frustratie verhoogde symptomen van somatisatie, depressie en angst voorspelt. Frustratie is een veelvoorkomende oorzaak van verschillende soorten pathologie en behoeftefrustratie speelt een directe rol in de etiologie van vele vormen van psychopathologie, waarbij individuen de directe kosten ervan ervaren.
Naast behoeftevervangers kunnen individuen reageren op behoeftefrustrerende ervaringen door compenserend gedrag, zodat ze negatieve gevoelens die gepaard gaan met frustratie bestrijden of verdoven. Er zijn drie klassen van compenserend gedrag te onderscheiden: loslaten van zelfbeheersing, rigide gedragspatronen en oppositioneel opstandig gedrag. Op de lange termijn verhindert het vertonen van dergelijk rigide gedrag individuen echter om de werkelijke oorzaak van hun frustratie te zien en kan het hun onwelzijn vergroten wanneer ze niet in staat zijn om dit rigide gedrag vol te houden.
Een belangrijke volgende stap in het onderzoek is het bepalen van de unieke effecten van en ook de synergie tussen verschillende transdiagnostische factoren, zoals de psychologische basisbehoeften, repetitief negatief denken, slaap, cortisol en emotieregulatie.
De theorievorming en het onderzoek suggereren dat bepaalde persoonlijke kenmerken individuen kwetsbaarder kunnen maken voor behoeftefrustrerende ervaringen. Ook de wisselwerking tussen negatieve gebeurtenissen kunnen gezien worden als een indicator van kwetsbaarheid en ervaringen van behoeftebevrediging en -frustratie. Bijvoorbeeld bij tegenspoed kan behoeftebevrediging een bufferend effect hebben.
4. De ethiek en praktijk van autonomie-ondersteunende geneeskunde
Meta-analyse toont aan dat op SDT gebaseerde gezondheidsinterventies de bevrediging van de basisbehoefte verhogen, wat het welzijn van de patiënt en de verandering van gezondheidsgedrag verbetert. Een beter begrip van menselijke motivatie is nuttig voor het leveren van hoogwaardige gezondheidszorg die ethisch, professioneel en bevredigend is voor zowel patiënten als behandelaars. Veranderingen in professionaliteit en ethiek geven aan dat de autonomie van de patiënt, het verbeteren van het welzijn en gelijke toegang tot zorg de hoogste prioriteiten zijn van interventies in de gezondheidszorg. Het bereiken van deze ethische en professionele doelen wordt vergemakkelijkt door gezondheidsomgevingen te bieden die de psychologische behoeften van de patiënt ondersteunen en bevredigen. Of een zorginterventie wordt ervaren als controlerend of bevredigend voor de autonomie van de patiënt, is gebaseerd op de functionele betekenis die patiënten ervaren. Biomedische ethiek definieert autonomie op vrijwel dezelfde manier als SDT dat doet. Ethiek en professionele normen achten het noodzakelijk dat clinici bepalen of patiënten zich bewust zijn van hun ziekterisico's en de voordelen en risico's van effectieve behandelingen, en om dergelijke informatie te verstrekken zodat de beslissingen van patiënten als autonoom kunnen beschouwd worden.
De SDT-minitheorieën identificeren duidelijke paden voor het faciliteren van gedragsverandering op het gebied van gezondheid en verbeterd psychologisch welzijn op een manier die consistent is met medische ethiek, professionaliteit en gedeelde besluitvorming.
Ziekte evolueert in de loop van de tijd, en de autonome zelfregulatie en waargenomen competentie van de patiënt evolueren naarmate ze meer ervaring opdoen met de ziekte en de behandeling ervan. Het welzijn wordt beïnvloed door de mate van behoeftebevrediging tijdens de ziekte en de behandeling ervan, evenals door complicaties van de ziekte.
Om volledig geïnformeerd te zijn, moeten patiënten de informatie van hun artsen ontvangen, deze vervolgens begrijpen en assimileren, deze acuut analyseren volgens hun eigen waarden en de behandeling kiezen die op dat moment het beste bij hen past. De meeste patiënten willen geen verantwoordelijkheid nemen over hun eigen behandelbeslissingen omdat ze het proces te ingewikkeld vinden. Door patiënten te dwingen onafhankelijke beslissingen te nemen, kunnen patiënten zich in de steek gelaten en angstig voelen en spijt krijgen van hun beslissingen. De plicht van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg om autonomie te respecteren correleert met het recht van een patiënt om te kiezen, maar de patiënt heeft geen bijbehorende plicht om te kiezen. Door autonomie te definiëren en te meten als de perceptie van patiënten van wilskracht versus zich gecontroleerd of gedwongen voelen, in plaats van autonomie te definiëren als onafhankelijkheid versus afhankelijkheid, vermijdt SDT-gebaseerde zorg het gemandateerde autonomieprobleem.
Artsen moeten voor hun patiënten blijven zorg bieden, omdat de perceptie van de patiënt van autonomie versus controle en hun waargenomen competentie doorheen de tijd kan veranderen.
De behoefte aan verbondenheid van mensen is bidirectioneel, dat wil zeggen, wanneer patiënten meer welzijn ervaren in de zorg van clinici, hebben clinici meer kans op een grotere behoeftetevredenheid op het werk en minder burn-out en amotivatie. In verschillende onderzoeken is aangetoond dat werkomgevingen die voldoen aan de behoeften, de gezondheid en het welzijn van werknemers verbeteren. De resultaten van voortdurende frustratie waren onder meer verhoogde stress op het werk, burn-out, emotionele uitputting, verloop en somatische symptoomlast.
5. Zelfbepaalde motivatie, mondhygiënegedrag, mondgezondheid en er aan gerelateerde levenskwaliteit
Een gezonde mond is belangrijk voor het functioneren en het welzijn van de mens en is een onderdeel van de algemene gezondheid en kwaliteit van leven. De noodzaak van adequate mondhygiëne en -behandeling is duidelijk. Volgens SDT is autonoom gemotiveerd gedrag de cruciale voorspeller van aanhoudende gedragsverandering op de lange termijn.
Interventies moeten behoefte ondersteunende elementen bevatten die zijn ontleend aan SDT: het verstrekken van zinvolle informatie over mondgezondheid en -ziekte, het bieden van redenen voor thuiszorggedrag waarvan bekend is dat het gezonde tanden en tandvlees bevordert en tandplak gerelateerde ziekten voorkomt, en het bevorderen van mondverzorgingsvaardigheden met voorlichting, demonstraties en oefening.
De autonomie-ondersteunende tandheelkundige competentie-interventie, in vergelijking met standaardzorg, verhoogde het tandartsbezoek. De effecten waren het duidelijkst bij patiënten die autonomiegericht waren. De sterkste indirecte positieve associatie tussen autonomieoriëntatie en tandartsbezoek is door autonome motivatie, en de sterkste indirecte positieve link tussen controle-oriëntatie en het vermijden van afspraken is door tandartsangst. Bovendien waren autonomie-ondersteunende mondzorgprofessionals positief geassocieerd met tandartsbezoek. Ondersteuning van de behoefte aan autonomie, competentie en verbondenheid in de relatie tussen patiënt en mondzorgprofessional is positief gekoppeld aan tandartsbezoek, zowel direct als indirect door de negatieve relatie met tandartsangst. Onderwijs en instructie in zelfzorg voor het gebit, hygiëne, het adequaat verwijderen van tandplak, voorlichting over mondziekten en frequente follow-ups kunnen de actieve elementen zijn.
De interventies hadden invloed op frequenter tandartsbezoek en aan mondgezondheid gerelateerde levenskwaliteit. De interventie-effecten op motivatievariabelen, tandgedrag, tandplak, mondgezondheid en levenskwaliteit werden als causaal beschouwd.
The Oxford handbook of Self-Detemination Theory, Richard M. Ryan (ed), Oxford Library of Psychology, Oxford University Press 2023, ISBN 9780197600047