SDT - onderzoeksthema's

Boek

Hieronder vind je de zeer sterk gereduceerde samenvatting van deel 2 uit het boek. Dit deel behandelt verschillende grote onderzoeksthema's binnen de zelfdeterminatietheorie (SDT).

1. Mindfulness en de bevrediging van de psychologische basisbehoeften

Mindfulness is een ontvankelijk bewustzijn van en aandacht voor de ervaring van het huidige moment. Het geeft voorrang aan een accepterende, niet-oordelende evaluatie van de continue stroom van gedachten, emoties en sensaties die opkomen in bewust besef. Binnen SDT wordt aandacht besteden aan iemands ervaring in het huidige moment op een toelatende versus controlerende wijze, beschouwd als het belangrijkste kenmerk van mindfulness dat autonome zelfregulatie en psychologische basisbehoeftevervulling mogelijk maakt.

In SDT verwijst verbondenheid naar een behoefte aan betekenisvolle relaties en interacties, waarin men een gevoel van verbinding met en zorg voor andere mensen ervaart. Onderzoeken tonen aan dat mindfulness wordt geassocieerd met verbeterd sociaal functioneren. Een mogelijk mechanisme dat deze koppeling maakt, is een zorgvuldige inzet van aandacht bij het ontmoeten van een andere persoon, wat leidt tot een betere herkenning van en afstemming op de emoties, een beter begrip van verbaal en non-verbaal gedrag, en een effectievere cognitieve controle in sociale situaties. Competentie weerspiegelt de behoefte van mensen om zich effectief te voelen in interactie met de sociale en fysieke omgeving. Mindfulness kan dit gevoel van competentie bevorderen door verbetering van prestaties, maar ook door het bevorderen van intrinsieke motivatie, meesterschap en vaardigheidsgerichte in plaats van prestatiedoelen.

In westerse culturen omvat training in mindfulness gewoonlijk het observeren van ervaringen in het huidige moment zonder zich ermee te identificeren of te proberen ze te veranderen. Een beter begrip van iemands emoties, gedachten en gedrag kan iemand in staat stellen te weten welke acties echt bevredigend zijn. Kortom, het is door het bevorderen van aandacht en het toestaan van informatie over interne toestanden en gedrag, dat mindfulness gedrag doet optreden dat leidt tot bevrediging van de basisbehoeften en het verbeterde functioneren en welzijn dat er op volgt. Een alternatieve verklaring, transformeer ervaringen op zo'n manier dat dezelfde activiteiten als zinvoller en intrinsiek bevredigend worden ervaren.

Aangezien SDT stelt dat grotere autonomie een betere integratie weerspiegelt, zou deze dynamiek kunnen verklaren waarom mindfulness positief correleert met intrinsieke en geïdentificeerde motivatie en negatief correleert met geïntrojecteerde en externe motivatie.

2. Integratie versus minimalisatie van emotionele ervaringen: adaptieve emotie regulatie

Emotieregulatie is het beïnvloeden van de emoties die men heeft, wanneer men ze ervaart, voor hoe lang, in welke intensiteit en hoe men ze uitdrukt. Het vermogen tot reguleren bevordert adaptief gedrag en is een belangrijke voorspeller van welzijn. SDT's constructie van gezonde emotieregulatie concentreert zich op de organische kijk op welzijn, geassocieerd met geïntegreerd en harmonieus functioneren, gekenmerkt door bewustzijn, assimilatie en zelfregulerende actie. Autonome regulering is een kenmerk van gezond en groeibevorderend functioneren met als centrale kenmerken een gebrek aan interne conflicten, verhoogde flexibiliteit en meer welzijn.

Integratie emotieregulatie is een intrapersoonlijke emotieregulatie die enerzijds bestaat uit niet-oordelende, ontvankelijke aandacht voor de emotionele ervaring en anderzijds actieve interesse in en vrijwillige verkenning van de ervaring. Suppresieve emotieregulatie geeft aan dat emoties als drukkend en bedreigend kunnen ervaren worden waardoor mensen de emotionele ervaring ontkennen, onderdrukken of negeren. Emotieontregeling duidt op een persoon die zich niet in staat voelt om emoties of driften te beheersen. Mindfulness wordt gedefinieerd als niet-oordelend bewustzijn van de ervaringen van het huidige moment. Ego-veerkracht is een dynamisch vermogen om iemands niveau van ego-controle contextueel aan te passen als reactie op contextuele eisen terwijl ego-controle verwijst naar het gebrek aan ego-veerkracht. Inspanningsvolle controle is het vermogen om de aandacht te heroriënteren en te verschuiven om reacties te remmen of te initiëren in dienst van niet-dominante reacties. Procesmodel van emotieregulatie kent 2 regulatie praktijken: de antecedentgerichte welke vroeg in het proces van het genereren van emoties wordt uitgevoerd, voordat de emotionele ervaring volledig is geactiveerd en de responsgerichte die verschijnt wanneer de emotie al aan de gang is. Als specifieke emotieregulatie praktijken zijn er de herwaardering welk een cognitief georiënteerde antecedentgerichte strategie is en de expressieve onderdrukking als gedragsgerichte responsgerichte strategie. SDT ziet herwaardering als adaptief wanneer het vrijwillig is.

Emotieregulatie-inspanningen stelt mensen in staat de emotionele ervaringen te gebruiken als informatie in dienst van het nagestreefde doel, zonder erdoor overweldigd te worden. Een belangrijk kenmerk van adaptief interpersoonlijk functioneren is de ervaring van empathie, wat bepaalt of zorgzaamheid en bezorgdheid ervaren worden wanneer de ander in nood is en of emotionele en/of instrumentele hulp zal geboden worden aan die ander.

Voorwaardelijke waardering bestaat uit twee dimensies: voorwaardelijke positieve waardering houdt in dat er meer aandacht en genegenheid wordt gegeven dan normaal wanneer een kind aan de verwachtingen van de ouders voldoet; voorwaardelijke negatieve waardering houdt in dat er minder aandacht en genegenheid wordt gegeven dan normaal wanneer een kind dit niet doet. Zoals SDT suggereert, kan het gebruik van voorwaardelijke waardering om het delen van emoties te bevorderen, negatieve gevolgen hebben.

Een goede integratie van de ervaring kan flexibiliteit met zich meebrengen die wordt weerspiegeld door de vrijwillige expressie of het vrijwillig achterhouden van emoties.

3. De energie achter menselijk bloeien: theorie en onderzoek naar subjectieve vitaliteit

Als organisch perspectief houdt SDT zich centraal bezig met wat volledig functioneren en bloeien kenmerkt. Een van de belangrijkste variabelen in die beschrijving is de ervaring van subjectieve vitaliteit. Een fundamentele aanname in SDT is dat mensen zelforganiserende wezens zijn die, wanneer ze gezond zijn, actief levenservaringen assimileren en integreren. SDT beschrijft een volledig functionerend persoon als actief betrokken bij de wereld, nieuwsgierig lerend, observerend, verbindend en internaliserend. Binnen SDT vertegenwoordigt subjectieve vitaliteit de ervaring van positieve energie die in iemands bezit is of beschikbaar is voor mobilisatie. SDT stelt dat alle drie de psychologische behoeften van invloed zijn op de vitaliteit. Kortom, subjectieve vitaliteit vertegenwoordigt de ervaring van energie die beschikbaar is voor het zelf, fluctuerend op basis van fysieke en psychologische factoren.

Verschillende studies op basis van SDT hebben sterke ondersteuning voor de hypothese dat buiten en in de aanwezigheid van de natuur zijn de subjectieve vitaliteit verbeterde, zelfs geneutraliseerd voor fysieke activiteit en sociale interacties. Niet alle buitenruimtes, denk aan dorre omgevingen, hebben dit effect. Vitaliteit is positief en significant gerelateerd aan mindfulness.

4. Behoefte-ondersteunende en -tegenwerkende socialisatie: een totaalbenadering

Socialiserende agenten zoals ouders, leraren, sportcoaches, … spelen een belangrijke rol in het bredere proces van leren en ontwikkelen gedurende de hele levensloop. In dit socialisatieproces worden ze vaak geconfronteerd met de taak om anderen te motiveren. Wanneer taken doorzettingsvermogen of flexibiliteit vereisen en weinig intrinsieke aantrekkingskracht hebben, hebben socialiserende agenten creativiteit en geduld nodig om anderen te motiveren.

Autonomieondersteuning waarbij de basishouding van socialiserende agenten er een is van nieuwsgierigheid, ontvankelijkheid en flexibiliteit voor de opkomende interesses, voorkeuren en waarden van anderen, waardoor ze beter kunnen reageren op de innerlijke hulpbronnen van anderen en obstakels voor motivatie en actie kunnen identificeren.

Autonomieondersteuning en structuur waarbij de basishouding een procesgerichte focus kent. Deze houding stelt socialiserende agenten in staat om hun praktijken beter af te stemmen op het tijdelijke vaardigheidsniveau, de sterke punten en het leerpotentieel van anderen, terwijl ze ook obstakels voor vooruitgang identificeren.

Circumplex structuur, geïdentificeerd in diverse omgevingen, maakt een meer integratief inzicht in de verscheidenheid aan socialisatiepraktijken mogelijk. De horizontale dimensie geeft de mate aan waarin socialiserende agenten de psychologische basisbehoeften van individuen ondersteunen terwijl de verticale dimensie de mate aangeeft waarin socialiserende agenten het initiatief en de actie overlaten aan degenen die gemotiveerd moeten worden. Opgemerkt moet worden dat de oppositionele locatie niet impliceert dat beiden moeten worden beschouwd als vallend langs een enkel bipolair continuüm. Het model levert een verfijnder inzicht op met 8 deelgebieden: participatief en afstemmen (autonomieondersteuning), begeleiden en verhelderen (structuur), eisen en domineren (controle), loslaten en wachten (chaos). Het meer holistische perspectief van het model is verhelderend omdat het een beter begrip mogelijk maakt van de onderlinge relatie tussen verschillende (de)motiverende stijlen. Het cirkelvormig model maakt het ook mogelijk om de hoge correlaties te begrijpen gezien hun aangrenzende positie in het model.

Het socialiserende vermogen van agenten om te kalibreren is een meerlagige vaardigheid, waarbij ze (1) uitgaan van de basishouding van nieuwsgierige interesse, een procesgerichte focus en oprecht respect en zorg om optimaal aan te sluiten bij hun studenten, sporters of volgers; (2) een weloverwogen keuze maken betreffende de socialisatiestijl en strategie alsook over wanneer deze te gebruiken en (3) hun socialisatiestijl voortdurend monitoren en aanpassen om te functioneren in veranderende omstandigheden om de basisbehoeften van anderen te allen tijde optimaal te voeden.

Socialiserende agenten kunnen met succes worden getraind om meer behoefte ondersteunende stijlen aan te nemen en om te voorkomen dat ze zich bezighouden met stijlen die de behoefte tegenwerken.

5. Neuropsychologisch onderzoek in de zelfdeterminatietheorie

De laatste tijd is er belangstelling voor neurowetenschappelijk onderzoek omdat veel van de concepten die verband houden met SDT, zoals psychologische basisbehoeften, niet altijd bewust worden waargenomen en bovendien kunnen op psychologische toestanden van snel veranderen, omdat ze makkelijk kunnen worden beïnvloed door (subtiele) veranderingen in de sociale context.

SDT-onderzoekers hebben de neurale toestand onderzocht nadat intrinsieke motivatie is ervaren en de daaropvolgende impact op taakuitvoering en/of besluitvorming. Ook is er de vraag in SDT naar hoe eerdere ervaringen met intrinsieke motivatie worden opgeslagen en hoe deze dan leren, gedrag en besluitvorming beïnvloeden. Een geheugenbenadering is hiervoor geschikt.

Het doel van elk levend organisme kan worden opgevat als het bestrijden van entropie, dus het vermijden van chaos en het kunnen doen van voorspellingen over de leefomgeving. Door de voorspellingen te testen, leren we welke redelijk adequaat zijn en welke moeten worden aangepast of ronduit verkeerd zijn. We leren dus hoe we onzekerheid kunnen verminderen en bouwen kennis op van het zelf en de buitenwereld. Levensgebeurtenissen zijn indicatoren van het succes of falen van onze interacties met de omgeving. Levensgebeurtenissen worden in eerste instantie gecodeerd als episodische herinneringen (de sensorische componenten van een gebeurtenis). Wanneer deze informatie wordt gereconstrueerd binnen een verteld verhaal, wordt het een autobiografische herinnering. Episodische herinneringen zijn dus enkele van de ingrediënten van autobiografische herinneringen en worden alleen in het langetermijngeheugen gecodeerd als ze enige informatie geven over voorspellingsfouten. Als gevolg hiervan worden de meeste alledaagse gebeurtenissen snel vergeten.

Herinneringen die het gemoed het meest stimuleerden, zijn ook deze die het welzijn in de loop van de tijd konden verhogen. Een eerste kwaliteit van de integratie van een levensgebeurtenis is of de herinnering aan deze gebeurtenis werd ervaren en geïnterpreteerd als behoeftebevredigend. Een herinnering wordt nooit alleen geactiveerd. Inderdaad, herinneringen associëren zich met andere herinneringen om netwerken van herinneringen te vormen. De rol van andere geactiveerde herinneringen als onderdeel van een netwerk is het vergemakkelijken van besluitvorming en actie in de ervaren situatie.

7. Naar een neurobiologie van integratieve processen

Binnen SDT beschrijven integratieve processen het inherente streven van mensen om hun capaciteiten voor autonome zelfregulatie continu te ontwikkelen, te coördineren en te organiseren. Groei, integriteit en welzijn verwijzen naar meerdere neigingen tot geïntegreerd functioneren en psychologische gezondheid die daaruit voortvloeien, waarbij geïntegreerd functioneren wordt geoperationaliseerd in termen van bewustzijn, eigenaarschap en niet-defensief reageren, evenals mindfulness en identiteitsontwikkeling.

Besluitvormingstaken die respondenten uitdagen om conflicten op te lossen op basis van hun persoonlijke voorkeuren, zijn een nuttige manier om integratieve processen in een laboratorium omgeving te onderzoeken. Door de ontvankelijkheid van mensen voor de potentiële conflicten te vergroten, kan behoeftevervulling helpen bij de ontwikkeling van integratieve waardekaders die mensen in staat stellen hun activiteiten autonoom te reguleren. SDT ziet de neigingen van mensen naar homonomie (de ontwikkeling van sociale banden en verbinding met anderen) als complementair verweven met hun neigingen naar autonomie.

8. SDT als de wetenschap van eudemonie en goed leven: het bevorderen van de betere kant van de menselijke natuur

Het feit dat de toenemende materiële rijkdom en het consumentisme niet de verwachte toename van geluk of welzijn heeft opgeleverd, heeft velen gedesillusioneerd achtergelaten, op zoek naar betere manieren om te leven en onze samenleving in te richten.

SDT is een empirisch onderzoek naar de menselijke psychologie, maar ook een poging om te begrijpen wat het menselijk goed is en wat het goede leven is. Eudemonie wordt opgevat als de kunst van het goede leven. De beoordeling of motieven en activiteiten eudemonisch zijn, wordt getoetst aan 3 dimensies: (1) brengen ze welzijn aan de persoon die ze uitvoert; (2) zijn ze individueel houdbaar in de zin dat ze gunstige gevolgen op lange termijn hebben voor het individu; en (3) zijn ze sociaal duurzaam in de zin dat ze gunstige gevolgen hebben voor de mensen en de samenleving om het individu heen. Onder de juiste omstandigheden komt het beste van onze menselijke natuur naar voren en zijn we in staat om onze meer eudemonische motieven uit te leven door middel van verschillende autonoom geselecteerde, op groei gerichte en prosociale activiteiten. SDT stelt dat we met betrekking tot de sociale omstandigheden vooral moeten bepalen of ze behoefte ondersteunend of belemmerend zijn. De sociale omgeving heeft ook een grote invloed op wat we nastreven in het leven. Mensen worden niet "goed” of "slecht” geboren, maar reageren eerder adaptief op hun omgeving door gedrag te uiten dat nodig is om in die omgeving te functioneren en te overleven.

The Oxford handbook of Self-Detemination Theory, Richard M. Ryan (ed), Oxford Library of Psychology, Oxford University Press 2023, ISBN 9780197600047